Prinsjesdag

In Nederland wordt Prinsjesdag ieder jaar op de derde dinsdag van september gevierd. Prinsjesdag bestaat al bijna tweehonderd jaar. De eerste viering was in 1814.

Toen ging koning Willem I met ruiters naar het binnenhof om het nieuwe regeringsjaar te openen. Hij hield een toespraak, de troonrede. Prinsjesdag was toen op een maandag. Vroeger ging het reizen veel langzamer en daarom moesten de leden van de Eerste en Tweede Kamer, die buiten Den Haag woonden, al op zondag vertrekken. De meesten wilden dat niet, vanwege hun geloof. In 1887 kwam een grondwetswijziging. Hierdoor werd Prinsjesdag naar de dinsdag verplaatst. De naam Prinsjesdag was de naam voor de verjaardag van stadhouder Prins Willem V. Nadat in 1815 het Koninkrijk der Nederlanden ontstond, werd de naam Prinsjesdag gebruikt voor de jaarlijkse vergadering van de Staten-Generaal (de Eerste en de Tweede Kamer).

Tegenwoordig is Prinsjesdag nog steeds een belangrijke dag voor de Nederlandse politiek. Koningin Beatrix leest de troonrede voor. Hierin staat het regeringsbeleid voor het komende jaar. Voordat de koningin de troonrede voorleest reist ze in een koninklijke stoet door Den Haag. De vorstin zit dan in een Gouden Koets en reist van Paleis Noordeinde naar de Ridderzaal. 

 

Koningin Beatrix leest de troonrede, Prinsjesdag 2008